Het boek over de Voorburgse Popscene in de jaren 60 en 70
-
Kan die *** herrie wat zachter!?
Over onze Nationale Trots, de Nederpop is al veel geschreven. En
terecht! En nu verschijnt er alweer een boek over muziek en muzikanten.
Is dat terecht? Jazeker, want dit boek spitst zich toe op een bepaald
gebied, namelijk Voorburg.
Behalve Poederdot, u weet wel, de Koningin van Voorburg, was er in de
jaren 60 niet veel waarmee dit landelijke dorp de kranten haalde.
Plotseling verschenen er halverwege de sixties in de plaatselijke
kranten de eerste artikelen over muziekmakende tieners in Voorburg. Vaak
vormden deze enthousiaste jongens – en gelukkig ook meisjes! - de
traditionele schoolbands die de klassenavonden opvrolijkten, waarbij als
bakermat de Vlietschool, het Huygens Lyceum, het Dalton en het Sint
Maartens College zeker moeten worden genoemd. Deze beginnende muzikanten
grepen iedere gelegenheid aan om op een podium te springen. Vaak waren
het de zaaltjes die aan een kerk of het jeugdwerk waren verbonden,
waarin deze bandjes met veel plezier in de weekends optraden. Wie
herinnert zich niet De Fjord, Klub Kwink en Het Groene Huisje?
In dit fraai geïllustreerde naslagwerk komen de drummers, bassisten,
slag- en sologitaristen, zangers, toetsenisten, overige muzikanten,
roadies en managers uitvoerig aan het woord.
WAAROM DIT BOEK?
In de zomer van 2010 onthulde de Voorburgse wethouder van Kunst en
Cultuur het Stadsbaken “Bands en Beatmuziek, lokale bands op weg naar
roem.” Deze herinneringszuil staat op de plaats waar in de jaren 60 en
70 van de vorige eeuw Sporthal De Vliegermolen ook als poppodium een
begrip was in en zelfs ver buiten Voorburg.
Plaatselijke bandjes begonnen hier hun muzikale carrière, waarbij een
aantal al snel de amateurstatus ontsteeg en met hun grammofoonplaten de
hitparades bereikten. De feestelijke onthulling van deze zuil werd
muzikaal omlijst door de Voorburgse singer-songwriter Hugo van Haastert.
Tegelijk met de onthulling van dit Stadsbaken presenteerde het
Stadsmuseum Leidschendam-Voorburg, plaatselijk beter bekend als Museum
Swaensteijn, een unieke expositie getiteld “Bands en Beatmuziek, de
Voorburgse Popscene in de jaren 60 en 70.”
De tentoonstelling werd voorbereid door Museum Swaensteijn, voor deze
gelegenheid bijgestaan door gastconservatoren Cees Troost, Bert Winter
en Gerard van Wittmarschen, mannen die hun sporen in de plaatselijke
popmuziek ruim hebben verdiend.
Onder grote belangstelling werd de tentoonstelling muzikaal geopend door
een tweetal bands: één van vroeger The Limits, en één van nu Eleven
Eleven. Hans Lukkien, vroegere drummer van The Limits, leidde de
tentoonstelling in.
De expositie stond geheel in het teken van de vele lokale beatbandjes en
hun geschiedenis.
Dit werd natuurlijk een feest van herkenning voor degenen die dit
destijds “live” hebben meegemaakt en vanzelfsprekend een aangename
verrassing voor alle anderen.
Prachtige zwartwitfoto’s en krantenknipsels uit vergeelde plakboeken,
unieke film- en muziekfragmenten, historische instrumenten, beschilderde
gitaren en zelfgebouwde versterkers brachten een roemruchte episode uit
de lokale geschiedenis weer tot leven. Vele kleinkinderen werden hier
door hun opa’s bijgepraat over het verschil tussen fans en groupies en
hoe je in die dagen je schoolwerk moest combineren met het leven als
popartiest.
In de documentaire “50 Jaar Voorburgse Pop” van filmmaker John Meyer
haalde een aantal bekende Voorburgers herinneringen op aan een tijd vol
sex, halfzware shag en Rock ’n’ Roll. Het reüniegehalte van de
tentoonstelling groeide naarmate de einddatum in zicht kwam.
Naar aanleiding van de opmerkingen in het gastenboek van de
tentoonstelling in het museum stelde de Voorburgse gitarist Pieter
Zijlstra voor om een informatieboekje over de bands en musici samen te
stellen. Samen met bassist Rob Wezepoel, drummer Hans Lukkien en
organisator Cees Troost werd er besloten een complete weergave te maken
van die periode in de Voorburgse popgeschiedenis. Daaropvolgend werden
er interviews georganiseerd en foto's en toegezonden teksten verzameld.
Dit alles heeft geleid tot de creatie van het boek met de toepasselijke
titel “Kan die *** herrie wat zachter!?”